Inhoudsopgave
Catullus Biografie
InleidingZie ook: Koning Priam: de laatst overgebleven koning van Troje |
In dit gedicht schreef Catullus over zichzelf. Hij begon over zijn dwaasheid en hoe alles verloren is. In regel drie schreef hij over hoe de zon vroeger op hem scheen, vooral toen hij bij Lesbia was. In regel vijf herhaalt hij een regel die hij vaak gebruikt als hij het over haar heeft: hij hield van haar zoals niemand anders ooit zou doen.
Maar, in regel zes, deelt hij hoe hij zoveel vreugden had met Lesbia. Maar, in regel zeven, deelt hij dat zij niet de dingen wenste die hij wenste. Ze vrolijkte zijn dagen op, maar het gevoel was niet wederzijds. Net als in regel negen, deelt Catullus dat ze niet naar hem verlangde, en ze verlangt niet meer. Een gek zou ook niet meer naar haar moeten verlangen. Niemand zou haar moeten volgen. De gek zou moetenniet in ellende moeten leven, maar sterk en standvastig moeten zijn.
Zie ook: Catullus 3 VertalingCatullus zegt tegen zichzelf dat hij sterk kan zijn en niet meer achter Lesbia aan zal gaan, vooral omdat zij niet bij hem wil zijn. Hij vraagt zich dan af welk leven er nog voor hem is nu zij hem niet meer wil. Hij vraagt zich af van wie hij zal houden en wie er van hem zal houden. Hij wil weten wie hij zal kussen. Hij herinnert zichzelf eraan sterk en standvastig te zijn, nu hij niemand meer heeft om te kussen of om het even wie.lippen om in te bijten.
Hij is duidelijk overstuur over de status van zijn relatie met Lesbia, omdat de relatie niet langer bestaat Hij hield van haar zoals niemand anders ooit van haar zou houden, en zij maakte er een einde aan door niet langer bij hem te willen zijn. In regel 12 tot en met 13 wenste hij haar vaarwel en vertelde hij haar dat hij haar niet langer zal zoeken. Maar in regel 14 vraagt hij zich af wat ze zal doen als niemand naar haar vraagt.
Carmen 8 |
Lijn | Latijnse tekst | Engelse vertaling |
---|---|---|
1 | MISER Catulle, desinas ineptire, | Arme Catullus, het wordt tijd dat je ophoudt met je dwaasheid, |
2 | et quod uides perisse perditum ducas. | En boek als verloren wat je ziet is verloren. |
3 | fulsere quondam candidi tibi soles, | Eens scheen de zon helder op jou, |
4 | cum uentitabas quo puella ducebat | toen je zo vaak ging waar mijn meesteres je heen leidde, |
5 | amata nobis quantum amabitur nulla. | zij die door mij bemind werd zoals niemand ooit bemind zal worden. |
6 | ibi illa multa cum iocosa fiebant, | Daar en toen werden ons die vreugden geschonken, zo veel, zo vrolijk, |
7 | quae tu uolebas nec puella nolebat, | die u wenste en die mijn vrouwe niet wenste. |
8 | fulsere uere candidi tibi soles. | Voor jou glinsterden de dagen. |
9 | nunc iam illa non uult: tu quoque impotens, noli | Nu verlangt ze niet meer, en jij ook niet, arme gek, |
10 | nec quae fugit sectare, nec miser uiue, | noch haar volgen die vliegt, noch in ellende leven, |
11 | sed obstinata mente perfer, obdura. | maar met een vastberaden geest, verdraag, wees standvastig. |
12 | uale puella, iam Catullus obdurat, | Vaarwel, mijn meesteres; nu staat Catullus stevig; |
13 | nec te requiret nec rogabit inuitam. | hij zal u niet zoeken noch u tegen uw wil vragen. |
14 | at tu dolebis, cum rogaberis nulla. | Maar je zult spijt krijgen als er niet naar je gevraagd wordt. |
15 | scelesta, uae te, quae tibi manet uita? | Ach, arme stakker, welk leven rest jou nog? |
16 | quis nunc te adibit? cui uideberis bella? | Wie zal je nu bezoeken? Voor wie zul je eerlijk lijken? |
17 | quem nunc amabis? cuius esse diceris? | Van wie zul je nu houden? Wie zal je heten? |
18 | quem basiabis? cui labella mordebis? | Wie wil je kussen? Wiens lippen wil je bijten? |
19 | at tu, Catulle, destinatus obdura. | Maar jij, Catullus, bent vastberaden en standvastig. |
Vorige Carmen
Bronnen |
VRoma Project: //www.vroma.org/~hwalker/VRomaCatullus/008.html