Inhoudsopgave
Catullus Biografie
Inleiding |
Catullus begint het gedicht met te vertellen over zijn vriend Varus die hem meenam van het Forum. Op dat moment was Catullus aan het ontspannen, maar Varus nam hem mee om zijn meesteres te zien. Catullus merkte op het eerste gezicht op dat de meesteres een "leuk hoertje" was. In regel vier zei hij dat ze er leuk uitzag, want ze was niet mis qua manieren of uiterlijk.
Zie ook: Waarom begroef Antigone haar broer?In regel vijf vertelt hij dat toen hij en Varus aankwamen, ze allemaal een praatje begonnen te maken. Ze hadden het zelfs over Bithynië en hoe de plaats er nu uitziet. Ze hadden het over of hij wel of geen geld had verdiend toen hij daar was. Daarna richt Catullus de aandacht van het gedicht op Bithynië en de mensen die daar wonen. In regel negen vertelt hij dat hij de vragen over Bithynië en hoe de mensen daar wonen heeft beantwoord.De mensen van het land kunnen er niet achter komen hoe ze dikker dan toen ze gingen naar Rome kunnen terugkeren; dit is een verwijzing naar hoe ze niet veel eten en dat ze niet veel geld hebben.
Dan, in regel 10, schrijft hij over een praetor die de mensen van Bithynië zou molesteren, waar hij niet gaf om de mensen die onder zijn bevel stonden. Dan reageren de mensen door meer vragen te stellen over het gebied. Ze vragen zich af of er dragers zijn voor zijn stoel en hoe de mensen die zijn stoel zouden dragen uit Bithynië komen. Catullus zei dat hij het meisje ervan overtuigde dat hij meer geluk had danandere mensen.
Dan vervolgt hij zijn verhaal over Bithynië en hoe hij daar niet het aantal mannen kreeg dat hij wilde. Hij kon geen mannen vinden. Hij wilde er een die hem kon optillen. Catullus probeerde het meisje medelijden met hem te laten krijgen en ze vroeg of hij de mannen waar hij het in Bithynië over had kon delen. Catullus zei dat ze net als een molesteerder sprak. Ze bleven praten over de mannen die hij nietkrijgen.
Carmen 10 |
Lijn | Latijnse tekst | Engelse vertaling |
---|---|---|
1 | VARUS meus meus ad suos amores | Mijn lieve Varus had me van het Forum gehaald, |
2 | uisum duxerat e foro otiosum, | waar ik aan het luieren was, om zijn bazin te bezoeken, |
3 | scortillum, ut mihi tum repente uisum est, | een leuk hoertje, zoals ik op het eerste gezicht dacht, |
4 | non sane illepidum neque inuenustum, | helemaal niet verkeerd in manieren of uiterlijk. |
5 | huc ut uenimus, incidere nobis | Toen we daar aankwamen, raakten we aan de praat over van alles en nog wat, |
6 | sermones uarii, in quibus, quid esset | en onder andere, wat voor plaats |
7 | iam Bithynia, quo modo se haberet, | Bithynië nu was, hoe de zaken daar gingen, |
8 | et quonam mihi profuisset aere. | of ik daar geld had verdiend. |
9 | respondi id quod erat, nihil neque ipsis | Ik antwoordde (wat waar was) dat noch de mensen zelf, |
10 | nec praetoribus esse nec cohorti, | noch de praetors noch hun personeel kunnen een middel vinden |
11 | cur quisquam caput unctius referret, | om dikker terug te komen dan ze heen gingen, |
12 | praesertim quibus esset irrumator | vooral omdat ze zo'n Clintonizer als praetor hadden, |
13 | Praetor, nec faceret pili cohortem. | een kerel die niets gaf om zijn ondergeschikten. |
14 | at certe tamen,' inquiunt 'quod illic | "Nou ja, maar in ieder geval," zeggen ze, "moet je hebben gekregen |
15 | natum dicitur esse, comparasti | een paar dragers voor uw stoel. Mij is verteld dat het land |
16 | ad lecticam homines.' ego, ut puellae | waar ze worden gefokt." Ik, om mezelf duidelijk te maken aan het meisje |
17 | unum me facerem beatiorem, | als speciaal fortuinlijk boven de rest, |
18 | non' inquam 'mihi tam fuit maligne | zeggen, "Het ging niet zo onaardig met me |
19 | ut, prouincia quod mala incidisset, | -slecht als de provincie was die aan mijn toeval was overgeleverd-... |
20 | non possem octo homines parare rectos. | om te voorkomen dat ik acht kerels met een rechte rug krijg." |
21 | at mi nullus erat nec hic neque illic | Nu had ik er geen een, hier of daar, |
22 | fractum qui ueteris pedem grabati | Sterk genoeg om op zijn schouder te hijsen |
23 | in collo sibi collocare posset. | de gebroken poot van een oude bank. |
24 | hic illa, ut decuit cinaediorem, | Zegt zij (net als een kleine sodomiet), |
25 | "quaeso" inquit "mihi, mi Catulle, paulum | "Ik smeek je, mijn beste Catullus, leen me die slaven waar je het over hebt even; |
26 | istos commoda: nam uolo ad Serapim | Ik wil juist nu naar de tempel van Serapis gebracht worden." |
27 | deferri." "mane" inquii puellae, | "Stop," zeg ik tegen het meisje, |
28 | "istud quod modo dixeram me habere, | "wat ik net zei over die slaven, dat ze van mij waren, |
29 | fugit me ratio: meus sodalis- | het was een verspreking; een vriend van mij- |
30 | Cinna est Gaius- is sibi parauit. | Gaius Cinna is het - hij was het die ze kocht; |
31 | uerum, utrum illius an mei, quid ad me? | maar het is mij om het even of ze van hem of van mij zijn, |
32 | utor tam bene quam mihi pararim. | Ik gebruik ze net alsof ik ze voor mezelf had gekocht: |
33 | sed tu insulsa male et molesta uiuis, | maar je bent een dom, vermoeiend ding, |
34 | per quam non licet esse neglegentem." | die je nooit van je stuk laat brengen." |
Vorige Carmen
Bronnen |
VRoma Project: //www.vroma.org/~hwalker/VRomaCatullus/010x.html
Zie ook: Dardanus: de mythische stichter van Dardanië en voorouder van de Romeinen