Catullus 63 Vertaling

John Campbell 07-02-2024
John Campbell

Catullus Biografie

Inleiding

Catullus 63 is een van zijn langste gedichten met bijna 100 regels tekst. Het gedicht is lyrisch en vertelt het verhaal van Attis, Cybele en de Gallae. Het voelt soms als een hallucinatie als de hoofdpersoon van het gedicht van mannelijk naar vrouwelijk en weer terug naar mannelijk gaat. Het gedicht begint met het verhaal Attis die in een vlaag van woede de "last van zijn lid" afsnijdt. Nadat hij zichzelf heeft gecastreerd, verandert het voornaamwoord van de hoofdpersoon van hij in zij. In één snelle beweging wordt Attis Cybele.

Het verhaal gaat verder, Cybele begint op de timbrel te spelen die lijkt op een tamboerijn. Ze wordt ook wel de Moeder Ze zingt terwijl de Gallae haar beginnen te volgen. Ze spoort hen aan haar te volgen naar de plaatsen waar de Phyrgian op zijn riet blaast en de Maenads heftig dansen.

Dan, Catullus verwijst naar Cybele als Attis De Gallae volgen Attis/Cybele naar Cybele's huis. Daar slapen ze nadat ze uitgeput zijn door het niet eten tijdens al dat lopen. Ze hebben goed geslapen. Attis wordt wakker uit zijn slaap en realiseert zich dat Pasithea, de godin van de ontspanning, hem de rust heeft gegeven die hij nodig had en hem heeft laten zien wat hij zichzelf heeft aangedaan.

Attis, die zich realiseert dat hij geen man of vrouw is, vraagt zich af wat er zal gebeuren. Attis vertelt hoe hij ooit een trots lid was van het gymnasium op school Terwijl Attis nadenkt over wie hij was en is, schakelt Catullus heen en weer tussen vrouwelijke en mannelijke voornaamwoorden. Helaas, Attis heeft spijt van wat hij heeft gedaan, hij verandert dan in Cybele die in gewelddadige woorden spreekt over hoe waanzin Attis zal overvallen. Ze verwijst naar de leeuw die Attis gek zal maken en hem het bos in zal dwingen.

I n de Romeinse mythologie werd Cybele geassocieerd met de wilde natuur. Haar metgezel was de leeuw. Ze verschilt van de Griekse godin van het wild, Artemis, die een hert als haar metgezel en symbool had. In de Romeinse mythologie was Attis, de god van de vegetatie, de gemalin van Cybele. De Gallae waren eunuchen. Attis werd geassocieerd met Phyrgia en een cultus in Dindymon Attis zou trouwen, maar terwijl het bruiloftslied speelde, toonde Cybele zich aan Attis en hij castreerde zichzelf in een vlaag van waanzin. De goden besloten later dat Attis onsterfelijk zou zijn. Catullus onderzoekt de relatie tussen deze twee belangrijke goden in het Romeinse pantheon. Hij lijkt gefascineerd te zijn door de mensen die Cybele aanbaden en hoe zij er de voorkeur aan gaf dat zij werden gecastreerd. Dit zou kunnen zijnverwant zijn aan Artemis, die een maagdelijke godin was en mannen zou doden die haar naakt zagen.

Dit gedicht verschilt sterk van de typische gedichten van Catullus In plaats van over seks te praten met Lesbia of de draak te steken met zijn vrienden, wordt Catullus muzikaal en stelt hij de rol van mannen en vrouwen in vraag. Dit gedicht werd geschreven in de tijd voor Christus, maar het is zeer toepasselijk vandaag de dag omdat de rollen van de geslachten voortdurend verschuiven.

Carmen 63

Lijn Latijnse tekst Engelse vertaling

1

SVPER alta uectus Attis celeri rate maria,

Gedragen in zijn snelle schors over diepe zeeën,

2

Phrygium ut nemus citato cupide pede tetigit,

Attis, toen hij gretig en snel de Phrygische bossen bereikte,

3

adiitque opaca siluis redimita loca deae,

en betrad de godin haar verblijfplaats, in de schaduw van het bos;

4

stimulatus ibi furenti rabie, uagus animis,

daar, opgejaagd door razende waanzin, verbijsterd van geest,

5

deuolsit ili acuto sibi pondera silice,

Hij wierp de last van zijn lid van hem af met een scherpe vuursteen.

6

itaque ut relicta sensit sibi membra sine uiro,

Dus toen ze voelde dat haar ledematen hun mannelijkheid verloren hadden,

7

etiam recente terrae sola sanguine maculans,

nog steeds met vers bloed op het gezicht van de grond,

8

niueis citata cepit manibus leue typanum,

snel met besneeuwde banden greep ze de lichte timbrel,

9

typanum tuum, Cybebe, tua, mater initia,

uw klokkenspel, Cybele, uw mysteriën, Moeder,

10

quatiensque terga tauri teneris caua digitis

en schudde met zachte vingers de holle oxhide

11

canere haec suis adorta est tremebunda comitibus.

En zo begon ze trillend voor haar metgezellen te zingen:

12

agite ite ad alta, Gallae, Cybeles nemora simul,

"Kom, gij Gallae, ga samen naar de bergwouden van Cybele,

13

simul ite, Dindymenae dominae uaga pecora,

samen gaan, zwervende kudde van de dame van Dindymus,

14

aliena quae petentes uelut exules loca

die als ballingen snel een vreemd thuis zochten,

15

sectam meam exsecutae duce me mihi comites

volgde mijn regel toen ik je in mijn trein leidde,

16

rapidum salum tulistis truculentaque pelagi

verdroeg de snelstromende pekel en de woeste zeeën,

17

et corpus euirastis Veneris nimio odio;

en onbemand jullie lichamen van uiterste afschuw van liefde,

18

hilarate erae citatis erroribus animum.

Vrolijk uw Lady's hart op met snelle omzwervingen.

19

mora tarda mente cedat: simul ite, sequimini

Laat saai uitstel uit je geest verdwijnen; ga samen, volg

20

Phrygiam ad domum Cybebes, Phrygia ad nemora deae,

naar het Phrygische huis van Cybele, naar de Phrygische bossen van de godin,

21

ubi cymbalum sonat uox, ubi tympana reboant,

waar het geluid van cymbalen klinkt, waar klankkleuren weerklinken,

22

tibicen ubi canit Phryx curuo graue calamo,

waar de Phrygische fluitspeler een diepe noot blaast op zijn gebogen riet,

23

ubi capita Maenades ui iaciunt hederigerae,

waar de Maenaden met hun klimopkronen hun hoofden hevig schudden,

24

ubi sacra sancta acutis ululatibus agitant,

waar ze met schrille kreten de heilige emblemen schudden,

25

ubi sueuit illa diuae uolitare uaga cohors,

waar dat rondtrekkende gezelschap van de godin gewoonlijk rondzwerft,

26

quo nos decet citatis celerare tripudiis.'

waarheen we ons moeten haasten met snelle dansen."

27

simul haec comitibus Attis cecinit notha mulier,

Zodra Attis, vrouw nog geen ware, zong aldus tot haar metgezellen,

28

thiasus repente linguis trepidantibus ululat,

schreeuwen de feestvierders plotseling met trillende tongen,

29

leue tympanum remugit, caua cymbala recrepant.

de lichte timbaal rinkelt weer, de holle bekkens kletteren weer,

30

uiridem citus adit Idam properante pede chorus.

Snel naar het groene Ida gaat de route met haastige voet.

31

furibunda simul anhelans uaga uadit animam agens

Dan te uitzinnig, hijgend, onzeker, dwalend, snakkend naar adem,

32

comitata tympano Attis per opaca nemora dux,

vergezeld door de klankband, Attis, door de donkere bossen hun leider,

33

ueluti iuuenca uitans onus indomita iugi;

als een ongebroken vaars die zich losmaakt van de last van het juk.

34

rapidae ducem sequuntur Gallae properipedem.

Snel volgen de Gallae hun snelvoetige leider.

35

itaque, ut domum Cybebes tetigere lassulae,

Dus toen zij het huis van Cybele bereikten, waren zij zwak en vermoeid,

36

nimio e labore somnum capiunt sine Cerere.

na veel zwoegen rusten ze uit zonder brood;

37

piger his labante languore oculos sopor operit;

zware slaap bedekt hun ogen met hangende vermoeidheid,

38

abit in quiete molli rabidus furor animi.

de uitzinnige waanzin van hun geest vertrekt in een zachte sluimer.

39

sed ubi oris aurei Sol radiantibus oculis

Maar toen de zon met de flitsende ogen van zijn gouden gezicht

40

lustrauit aethera album, sola dura, mare ferum,

Zie ook: Polyphemus in de Odyssee: de sterke reuzencycloon uit de Griekse mythologie

verlichtte de heldere hemel, de stevige landen, de woeste zee,

41

pepulitque noctis umbras uegetis sonipedibus,

en verjoeg de schaduwen van de nacht met gretige trappelende rossen verfrist,

42

ibi Somnus excitam Attin fugiens citus abiit;

Toen vluchtte de slaap van de ontwaakte Attis en was snel verdwenen;

43

trepidante eum recepit dea Pasithea sinu.

ontving de godin Pasithea hem in haar wapperende boezem.

44

ita de quiete molli rapida sine rabie

Dus na een zachte sluimer, bevrijd van gewelddadige waanzin,

Zie ook: Hubris in de Ilias: de personages die overdreven trots vertoonden

45

simul ipsa pectore Attis sua facta recoluit,

zodra Attis zelf in zijn hart zijn eigen daad herzag,

46

liquidaque mente uidit sine quis ubique foret,

en zag met heldere geest wat hij was kwijtgeraakt en waar hij was,

47

animo aestuante rusum reditum ad uada tetulit.

Met bruisende geest haastte hij zich terug naar de golven.

48

ibi maria uasta uisens lacrimantibus oculis,

Daar, uitkijkend over de verlaten zeeën met stromende ogen,

49

patriam allocuta maestast ita uoce miseriter.

Zo richtte ze zich met betraande stem jammerlijk tot haar land:

50

patria o mei creatrix, patria o mea genetrix,

"O mijn land dat mij het leven schonk! O mijn land dat mij het leven schonk!

51

ego quam miser relinquens, dominos ut erifugae

die hij verlaat, stakker! zoals weggelopen knechten hun meesters verlaten,

52

famuli solent, ad Idae tetuli nemora pedem,

Ik heb mijn voet naar de bossen van Ida gedragen,

53

ut aput niuem et ferarum gelida stabula forem,

om tussen de sneeuw en bevroren holen van wilde beesten te leven,

54

et earum omnia adirem furibunda latibula,

en bezoek in mijn razernij al hun schuilplaatsen,

55

ubinam aut quibus locis te positam, patria, reor?

- Waar of in welke streek denk ik dat uw plaats is, o mijn land?

56

cupit ipsa pupula ad te sibi derigere aciem,

Mijn oogballen verlangen er onwillekeurig naar hun blik op jou te richten

57

rabie fera carens dum breue tempus animus est.

terwijl voor een korte tijd mijn geest vrij is van wilde razernij.

58

egone a mea remota haec ferar in nemora domo?

Ik, zal ik uit mijn eigen huis ver weg gedragen worden in deze bossen?

59

patria, bonis, amicis, genitoribus abero?

van mijn land, mijn bezittingen, mijn vrienden, mijn ouders, zal ik zijn?

60

abero foro, palaestra, stadio et gyminasiis?

afwezig van de markt, de worstelplaats, de renbaan, de speeltuin?

61

vrek een vrek, querendum est etiam atque etiam, anime.

ongelukkig, ongelukkig hart, opnieuw, opnieuw moet gij klagen.

62

quod enim genus figurast, ego non quod obierim?

Want welke menselijke gestalte is er die ik niet had?

63

ego mulier, ego adulescens, ego ephebus, ego puer,

Ik, om een vrouw te zijn, die een jongeling was, ik een jongen,

64

ego gymnasi fui flos, ego eram decus olei:

Ik was de bloem van de speeltuin, ik was ooit de glorie van de palaestra:

65

mihi ianuae frequentes, mihi limina tepida,

Van mij waren de overvolle deuropeningen, van mij de warme drempels,

66

mihi floridis corollis redimita domus erat,

mijn de bloemrijke slingers om mijn huis te versieren

67

linquendum ubi esset orto mihi Sole cubiculum.

toen ik bij zonsopgang mijn kamer moest verlaten.

68

ego nunc deum ministra et Cybeles famula ferar?

Zal ik nu een dienstmaagd van de goden worden genoemd, een dienares van Cybele?

69

ego Maenas, ego mei pars, ego uir sterilis ero?

Ik een Maenad, ik een deel van mezelf, zal ik een onvruchtbare man zijn?

70

ego uiridis algida Idae niue amicta loca colam?

Ik, zal wonen in ijzige besneeuwde gebieden van het groene Ida,

71

ego uitam agam sub altis Phrygiae columinibus,

Ik breng mijn leven door onder de hoge toppen van Frygië,

72

ubi cerua siluicultrix, ubi aper nemoriuagus?

met de hinde die door het bos jaagt, met het zwijn dat door het bos trekt?

73

iam iam dolet quod egi, iam iamque paenitet.'

nu, nu betreur ik mijn daad, nu, nu zou ik willen dat het ongedaan werd gemaakt."

74

roseis ut huic labellis sonitus citus abiit

Van zijn roze lippen kwamen deze woorden,

75

geminas deorum ad aures noua nuntia referens,

en bracht een nieuwe boodschap naar de beide oren van de goden,

76

ibi iuncta iuga resoluens Cybele leonibus

toen maakte Cybele het juk van haar leeuwen los,

77

laeuumque pecoris hostem stimulans ita loquitur.

en die vijand van de kudde, die links trok, aanspoorde, spreekt aldus:

78

agedum,' inquit 'age ferox fac ut hunc furor

"Kom nu," zegt ze, "kom, ga fel, laat de waanzin hem opjagen vandaar

79

fac uti furoris ictu reditum in nemora ferat,

hem vandaar door een slag van waanzin weer naar de bossen te brengen,

80

mea libere nimis qui fugere imperia cupit.

hem die te vrij zou zijn en weg zou lopen van mijn soevereiniteit.

81

age caede terga cauda, tua uerbera patere,

Kom, sla terug met je staart, verdraag je eigen geseling,

82

fac cuncta mugienti fremitu loca retonent,

alles rondom laten weerklinken met bulderend gebrul,

83

rutilam ferox torosa ceruice quate iubam.'

schud heftig op gespierde nek uw rossige manen."

84

ait haec minax Cybebe religatque iuga manu.

Zo zegt de toornige Cybele, en met haar hand maakt ze het juk los.

85

ferus ipse sese adhortans rapidum incitat animo,

Het monster boezemt hem moed in en brengt hem tot razernij;

86

uadit, fremit, refringit uirgulta pede uago.

hij snelt weg, hij brult, met zijn variërende voet breekt hij het kreupelhout.

87

at ubi umida albicantis loca litoris adiit,

Maar toen hij bij de watervlakten van de witglanzende kust kwam,

88

teneramque uidit Attin prope marmora pelagi,

en zag de tedere Attis bij de gladde velden van de zee,

89

facit impetum. illa demens fugit in nemora fera;

hij stormt op hem af - boos vliegt Attis naar het wilde bos.

90

ibi semper omne uitae spatium famula fuit.

Daar was hij zijn hele leven lang altijd een dienstmaagd.

91

dea, magna dea, Cybebe, dea domina Dindymi,

Godin, grote godin, Cybele, godin, dame van Dindymus

92

procul a mea tuos sit furor omnis, era, domo:

ver van mijn huis zij al uw woede, o mijn koningin

93

alios age incitatos, alios age rabidos.

Anderen drijven je tot razernij, anderen tot waanzin.

Vorige Carmen

Bronnen

VRoma Project: //www.vroma.org/~hwalker/VRomaCatullus/063.ht

John Campbell

John Campbell is een ervaren schrijver en literair liefhebber, bekend om zijn diepe waardering en uitgebreide kennis van klassieke literatuur. Met een passie voor het geschreven woord en een bijzondere fascinatie voor de werken van het oude Griekenland en Rome, heeft John jaren gewijd aan de studie en verkenning van klassieke tragedie, lyrische poëzie, nieuwe komedie, satire en epische poëzie.John's academische achtergrond, cum laude afgestudeerd in Engelse literatuur aan een prestigieuze universiteit, geeft hem een ​​sterke basis om deze tijdloze literaire creaties kritisch te analyseren en te interpreteren. Zijn vermogen om zich te verdiepen in de nuances van de poëtica van Aristoteles, de lyrische uitdrukkingen van Sappho, de scherpe humor van Aristophanes, de satirische overpeinzingen van Juvenal en de meeslepende verhalen van Homerus en Vergilius is echt uitzonderlijk.John's blog dient als een belangrijk platform voor hem om zijn inzichten, observaties en interpretaties van deze klassieke meesterwerken te delen. Door zijn nauwgezette analyse van thema's, personages, symbolen en historische context brengt hij de werken van oude literaire reuzen tot leven en maakt ze toegankelijk voor lezers van alle achtergronden en interesses.Zijn boeiende schrijfstijl boeit zowel de hoofden als de harten van zijn lezers en trekt ze mee in de magische wereld van de klassieke literatuur. Met elke blogpost verweeft John vakkundig zijn wetenschappelijke kennis met een diepgaande kennispersoonlijke band met deze teksten, waardoor ze herkenbaar en relevant zijn voor de hedendaagse wereld.John wordt erkend als een autoriteit in zijn vakgebied en heeft artikelen en essays bijgedragen aan verschillende prestigieuze literaire tijdschriften en publicaties. Zijn expertise in klassieke literatuur heeft hem ook tot een veelgevraagd spreker gemaakt op verschillende academische conferenties en literaire evenementen.Door zijn welsprekende proza ​​en vurige enthousiasme is John Campbell vastbesloten om de tijdloze schoonheid en diepe betekenis van klassieke literatuur nieuw leven in te blazen en te vieren. Of je nu een toegewijde geleerde bent of gewoon een nieuwsgierige lezer die de wereld van Oedipus, Sappho's liefdesgedichten, Menander's geestige toneelstukken of de heroïsche verhalen van Achilles wil ontdekken, John's blog belooft een onschatbare bron te worden die zal onderwijzen, inspireren en ontsteken. een levenslange liefde voor de klassiekers.